De wereld van paarden is erg opwindend en interessant.
Het paard en de pony hebben een lange geschiedenis. Er zwierven al kudden
paarden over de aarde, lang voor de eerste mensen, die ongeveer een miljoen
jaren geleden leefden.
Toen zagen de paarden er heel anders uit dan die van tegenwoordig.

Niet altijd heeft het paard er zo uitgezien als tegenwoordig
het geval is.
Het paard heeft een enorme voorgeschiedenis: het dier is zo'n 60 miljoen jaar
geleden ontstaan, in de periode die Tertiair genoemd wordt.
Daaraan ontleent het oorspronkelijke paard de naam Eohippus.
De kennis hierover wordt ontleend aan het werk van
paleontologen, die fossielen bestuderen.
Sir Richard Owen beschreef in 1840 een bij Londen gevonden fossiel paard, dat
hij Hyracotherium noemde en afkomstig was uit het Eoceen van 55 miljoen jaar
geleden.
Een van de belangrijkste 19e eeuwse paleontologische onderzoekers was O.C. Marsh.
In 1876 beschreef hij een fossiel paard, Eohippus of het 'Dageraadspaard'.
Dit fossiele paard geldt als het oudste paard dat bekend is.
Het werd aangetroffen in lagen uit het laat-Paleocene en vroeg-Eocene tijdperk
in westelijk Noord-Amerika en is ongeveer 55 miljoen jaar oud.
Toen onderzoekers in de 20e eeuw de restanten van de Hyracotherium uit Engeland
en Europa vergeleken met de Eohippus uit Amerika kwamen ze tot de slotsom dat
beide slechts één vorm vertegenwoordigen.

Zowel het huidige als het fossiele paard wordt ingedeeld bij
de perisodactyles, een grote groep van zowel onevenhoevige kleine als grote
plantenetende zoogdieren.
Hun naam slaat op het feit dat zij aan elke poot een oneven aantal tenen hebben
(vijf, drie of één).
De eerste fossiele paarden hadden met een stokmaat van 25 tot
45 cm.
Aan hun voorste ledematen bezaten zij vier en aan de achterste ledematen drie
ontwikkelde tenen.
De gezichtsbeenderen waren kort en hun gebit wees erop dat ze nog leefden van
bladeren en kruiden, voedsel dat ze mogelijk aanvulden met kleine prooidieren.
Onder invloed van klimaatsveranderingen ontwikkelde de bouw
en het uiterlijk van het paard zich door de eeuwen heen.
Deze ontwikkeling ging gepaard met een wijziging in het voedings- en
levenspatroon: van een klein primitief, allesetend bosdier ontwikkelde het paard
zich tot een groot, gespecialiseerd vegetarisch steppendier.
De grotere snelheid die het paard op de vlakten kon ontwikkelen, leidde ertoe
dat het alleen nog maar de middelste teen ging gebruiken.
Dit had tot gevolg dat de buitenste tenen van de voor- en achtervoeten steeds
kleiner werden.
Tegelijkertijd werd het paard ook stukken groter, kreeg hij een grotere
schedelinhoud en een volstrekt ander gebit.