| |
In hun strijd om
te overleven hebben paarden vaak bewezen dat ze erg slim en intelligent
zijn. Ze passen zich goed aan de natuurlijke omstandigheden aan, zowel qua
klimaat als qua voedsel. Elk klimaat heeft zo in een bepaalde bouw en aard
geresulteerd: bijvoorbeeld robuust, stevig en taai bij een ruig klimaat. Ook
door hun aard wisten paarden zich aan te passen aan en in dienst te stellen
van de mens. Nadat het paard lang als jachtwild was gebruikt, ontdekte de
mens zo'n 3.700 jaar geleden dat het paard ook heel goed als helper kon
worden gebruikt. Aanvankelijk vooral als lastdier, later ook als rij- en
trekdier. Fokkers selecteerden paarden voor deze drie hoofdfuncties. Elke
functie vereist immers eigen kenmerken. De pony onderscheidt zich van het
paard door zijn kleinere afmetingen maar ook door zijn karakter. De pony
beschikt over meer zelfvertrouwen.
|
|